Opdracht 1 – begrippen
a |
Een negatief extern effect is een onbedoelde bijwerking van productie of consumptie die de welvaart van een anderen dan de veroorzaker negatief beïnvloedt. |
b |
Wanneer er bij het terugverdienen van de verzonken kosten een afhankelijkheid is van een andere partij, kan er een berovingsprobleem ontstaan wanneer de andere partij de eigen positie wil verbeteren ten kostte van de ander. |
c |
Meeliftersgedrag ontstaat wanneer iemand (gratis) kan profiteren van de aankoop/inspanning van een ander. |
d |
Collectieve goederen zijn goederen die niet splitsbaar zijn in individueel leverbare eenheden. Collectieve goederen worden geleverd door de overheid en betaald met belastinggeld. |
Opdracht 2
Opdracht 3
a |
Omdat e-sigaretten de gezondheid van de gebruiker aantasten, veroorzaakt dit extra kosten voor de gezondheidszorg. Deze kosten worden voor een groot deel door de gehele maatschappij gedragen. |
b |
Qv = -20P + 1.000 ⇒ evenwicht bij € 16,67 en een hoeveelheid van 667.000 stuks |
Na invoering producentenheffing van € 15 per product.
c |
Qv = -20P + 1.000 Nieuwe aanbodlijn, inclusief maatschappelijke kosten, wordt: Qa = 100P – 2.500 Van 667.000 naar 417.000 stuks = -37,5% |
d |
Er worden nog 417.000 stuks verkocht. Voor elk product krijgt de overheid € 15 aan heffing. |