Een externe effect is een onbedoelde bijwerking van productie of consumptie die de welvaart van een ander dan de veroorzaker beïnvloedt.
De bijwerking kan zowel positief als negatief zijn.
Bij een positief extern effect neemt de welvaart van de externe partij toe. Bij een negatief extern effect daalt de welvaart van de externe partij.
Omdat de veroorzaker (bij productie de producent) zélf niets merkt van het externe effect, is er ook geen reden om iets door te berekenen in de prijs.
Daarom wordt ook vaak gezegd dat externe effecten niet in de prijs zijn verrekend.
Van maatschappelijke kosten naar private kosten
Op een perfect werkende markt komt de prijs tot stand op basis van collectieve vraag (betalingsbereidheid van de consumenten) en collectief aanbod (leveringsbereidheid van de producenten).
Wanneer er bij de productie van dit product milieuvervuiling ontstaat, heeft dat géén effect op de leveringsbereidheid van de producenten. Deze leveringsbereidheid is gebaseerd op de (private) kosten. En de milieuvervuiling zorgt niet voor extra private kosten.
De evenwichtsprijs komt dus uitsluitend tot stand door Qa en Qv.
In dit voorbeeld:
Qv = -2P + 100
Qa = 5P – 50
Hetgeen resulteert in een evenwichtsprijs van € 21,43 en een hoeveelheid van 57,14 mln. stuks.
Rekening houdend met de maatschappelijke kosten die ontstaan door de milieuvervuiling, liggen de werkelijke kosten hoger dan de private kosten.
In dit voorbeeld zijn de maatschappelijke kosten van de milieuvervuiling € 10 per product.
Deze € 10 maatschappelijke kosten heeft geen invloed op het gedrag van de producent of de consument.
De markt zal dus in evenwicht blijven bij een evenwichtsprijs van € 21,43 en een hoeveelheid van 57,14 mln. stuks.
Omdat er 57,14 mln. stuks verhandeld worden, die elk € 10 aan milieuvervuiling veroorzaken, zijn de totale maatschappelijke kosten € 571,4 mln.
Het rood gearceerde vlak geeft de totale omvang van het negatieve externe effect weer. Hetgeen gelijk is aan de omvang van de maatschappelijke kosten.
Wanneer de overheid een heffing van € 10 in stelt, worden maatschappelijke kosten voortaan private kosten. Het gedrag van de producent zal hierdoor beïnvloed worden. Hij zal voortaan € 10 méér vragen dan zijn originele leveringsbereidheid.
De aanbodlijn veranderd daardoor in:
Qa = 5P – 100
Omdat het gedrag van de aanbieder verandert, verandert ook de evenwichtssituatie.
Voortaan is de markt in evenwicht bij een prijs van € 28,57 en een hoeveelheid van 42,86 mln. stuks.
Omdat er minder producten worden geproduceerd, neemt het negatieve externe effect af. Deze afname wordt weergegeven met het groene vlak.
Er vindt nog steeds milieuvervuiling plaats ter waarde van het paarse vlak. Echter worden deze kosten nu betaald door de ‘markt’ en niet door de maatschappij.