Opdracht 1 – begippen

a

Een drempelinkomen is een inkomen dat bereikt moet zijn voordat je een bepaald goed kunt kopen.
Onder het drempelinkomen is de vraag naar het product 0.

b

Een inferieur product is een product dat je minder gaat kopen wanneer je inkomen stijgt.
Wanneer je inkomen stijgt ga je bijvoorbeeld eerder op vakantie in het buitenland en minder op vakantie in eigen land. Vakantie in eigen land is dan een inferieur product.

c

Of een product noodzakelijk is luxe is, is afhankelijk van je inkomen.
Iemand met een hoog inkomen kan een iPhone als een basisproduct (noodzakelijk) beschouwen, terwijl iemand die minder inkomen heeft het als luxe ziet.

Opdracht 2

a C
b B
c C
d A

Opdracht 3

a

In de uitgangssituatie is de vraag 1,25 mln.
Door de stijging van het inkomen stijgt de vraag naar 1,75 mln.
Dat is een stijging van 40%

Let op: horizontale verschuiving nemen. Wanneer je naar het andere evenwichtspunt gaat, laat je OOK de prijs stijgen en dat is tegen de ceteris-paribus-voorwaarde.

Ei = +2

b Een luxe goed, want Ei > 1
print