Vraag 1
Met het opstellen van een Centraal Akkoord voordat er onderhandeld wordt over CAO’s is Nederland uniek. Het Centraal Akkoord is een belangrijk kenmerk van het Nederlandse Poldermodel.
a |
Noem twee verschillen tussen een Centraal Akkoord en een CAO? |
b |
Wat is het belangrijkste doel van het opstellen van een Centraal Akkoord? |
c |
Leg uit op welke wijze krapte op de arbeidsmarkt invloed heeft op de uitkomst van het Centraal Akkoord. |
Indien de onderhandeling leidt tot relatief hoge loonstijgingen, kun je niet eenvoudig zeggen dat zoiets gunstig of ongunstig is.
d |
Leg uit hoe de concurrentiepositie van Nederlandse exportbedrijven nadeel ondervindt van de relatief hoge loonstijging. |
e |
Leg uit dat bedrijven die vooral op de Nederlandse markt actief zijn voordeel kunnen ondervinden van de reltief hoge loonstijging. |
f |
Leg uit dat de overheid zowel voordelen als nadelen ondervindt van de relatief hoge loonstijging. |
Vraag 2
De Nederlandse vakbonden hebben de laatste decennia te maken met sterk dalende ledenaantallen. Deze dalende organisatiegraad heeft in belangrijke mate te maken met het algemeen verbindend verklaren van CAO-bepalingen, maar heeft vervelende gevolgen voor de onderhandelingspositie van de vakbonden.
a |
Verklaar hoe het algemeen verbindend verklaren een dalende organisatiegraad veroorzaakt. |
b |
Hoe noemen we dit gedrag van werknemers die geen lid worden van een vakbond? Verklaar je antwoord. |
c |
Noem drie mogelijke oplossingen voor het probleem van een dalende organisatiegraad. Verklaar je antwoorden. |