Vraag 1
Onderstaande vergelijkingen en grafiek beschrijven de Nederlandse tomatenmarkt in 2015.
De collectieve vraag naar tomaten in Nederland luidt:
Qv = -2,5P + 500
Voor het aanbod van tomaten in week 40 geldt:
Qa = 200
In de vergelijking geldt:
P = prijs van tomaten in eurocenten per kg.
Q = hoeveelheid tomaten in 1.000 kg. (per week)
De overheid grijpt op deze markt in door een prijs van € 1,40 per kg. voor te schrijven.
a |
Leg uit waarom de aanbodlijn verticaal verloopt. |
b |
Leg uit hoe je kunt zien dat het hier gaat om een minimumprijs. |
c |
Bereken de kosten die de overheid moet maken om het aanbodoverschot op te kopen. |
In week 41 geldt een aanbod van:
Qa = 250
Vraag 2
Van een product is het volgende gegeven:
Het aanbod van dit product is zeer prijsgevoelig. Daardoor ontstaat bij de ingestelde garantieprijs een groot aanbodoverschot.
a |
Bereken de omvang van het aanbodoverschot. |
De overheid is van mening dat het aanbodoverschot moet worden teruggedrongen. De overheid stelt een productiequotum in voor de hele sector van 200.000 kg. Via een ingewikkelde verdeelsleutel krijgt elke producent te horen hoeveel hij maximaal mag produceren.
b |
Teken hoe de aanbodlijn komt te lopen na het instellen van het productiequotum. |
c |
Bereken hoeveel geld de overheid bespaart door het instellen van het productiequotum. |