Meestal worden heffingen of subsidies verrekend via de producent. Het komt echter voor dat de consument de subsidie ontvangt (of de heffing moet betalen).
Wanneer de subsidie rechtstreeks aan de consument gegeven wordt, verandert het gedrag van de consument. Het beïnvloedt de betalingsbereidheid van de consument.
Consumentensubsidies worden bijvoorbeeld gegeven op sociale huurwoningen (huurtoeslag) of op de aanschaf van zonnepanelen.
Consumentensubsidie
Om het effect van een consumentensubsidie te bestuderen, gebruiken we de markt voor sociale huurwoningen met een huurtoeslag (subsidie) als voorbeeld.
In de uitgangssituatie beschrijven we de markt voor sociale huurwoningen met het volgende marktmodel:
Qv = -0,2P + 160 Qa = 0,2P – 40 |
waarbij: Q = aantal woningen × 1.000 P = huur per maand in euro’s |
Zonder overheidsinterventie komt op deze markt een huurprijs van € 500 per maand tot stand.
Bij die prijs worden er 60.000 woningen aangeboden en gehuurd.
Deze woningen zijn bedoeld voor mensen met een laag inkomen. De relatief hoge huur die door marktwerking tot stand komt, is voor deze consumenten te hoog.
Om daar iets aan te doen verstrekt de overheid een huurtoeslag van € 150 aan de consument. Op die manier wil de overheid de woonlasten van deze groep consumenten verlagen.
Wanneer de consumenten extra geld krijgen van de overheid, gaat hun betalingsbereidheid omhoog.
De originele vraaglijn geeft aan hoeveel een consument maximaal voor een woning wil uitgeven. Bijvoorbeeld € 300.
Als de overheid de consument € 150 geeft bij het huren van een woning, blijft de consument bereid om € 300 zélf te betalen. In totaal is hij nu bereid om € 450 uit te geven.
De vraaglijn verschuift dus € 150 naar boven:
Qv = -0,2P + 160
P = -5Q + 800
P = (-5Q + 800) + 150 — lijn 150 naar boven verschuiven
P = -5Q + 950
Qv = -0,2P + 190
Door de verhoogde betalingsbereidheid van de consumenten gaat de evenwichtsprijs op de markt omhoog: de huren stijgen.
In dit voorbeeld bedroeg de huur eerst € 500.
Dankzij de huurtoeslag stijgt de huur naar € 575.
De consument krijgt echter € 150 van de overheid. De consument betaalt dus (575-150) € 425 zélf.
De huurlasten voor de consument zijn dus wel gedaald, maar niet zoveel als het bedrag dat de overheid aan subsidie gaf.
Conclusie:
Een consumentensubsidie zal deels verloren gaan door de prijsstijging die ontstaat door de gestegen betalingsbereidheid van de consument.