In Europa willen de landen A, B en C op termijn toetreden tot de Economische en Monetaire Unie (EMU). Op dit moment kennen deze landen nog verschillende wisselkoerssystemen, zoals blijkt uit tabel 1.
Tabel 1
wisselkoerssystemen van een drietal Europese landen (géén lid EMU) | ||
---|---|---|
Land A | Land B | Land C |
vaste koers ten opzichte van de euro | koppeling aan de euro met een spilkoers en een bandbreedte | zwevende koers |
Land A heeft de laatste jaren steeds een tekort op de betalingsbalans met de eurolanden. Dit land heeft gekozen voor een vaste koers van de eigen valuta ten opzichte van de euro om de inflatie in het land te beperken.
Land B heeft de laatste jaren vaak een overschot op de betalingsbalans met de eurolanden, hetgeen leidt tot een opwaartse druk op de koers van de eigen valuta. Daarom besluiten de monetaire autoriteiten van land B tot een aanpassing van de spilkoers van de eigen valuta in euro’s.
1 | Leg uit hoe land A met het gekozen wisselkoerssysteem kosteninflatie kan beperken. |
2 | Hoe noemen we de verandering waartoe de monetaire autoriteiten van land B besluiten? Verklaar je keuze. Kies uit: appreciatie, depreciatie, revaluatie of devaluatie. |
Voordat de landen A, B en C kunnen toetreden tot de EMU, wordt aan elk land de voorwaarde gesteld dat het land materieel evenwicht realiseert op de betalingsbalans, zonder interventie door de monetaire autoriteiten.
3 | Voor welk van deze landen geldt dat het geen ander wisselkoerssysteem hoeft te kiezen, om te voldoen aan deze voorwaarde voor toetreding? Verklaar het antwoord. |