Econoom Michaels stelt in een rapport over de Chinese economie dat het bruto binnenlands product (bbp) in China tot het jaar 2011 sterk groeide door investeringen en export. Michaels meent dat de sterke groei van de export vooral mogelijk is geweest door twee factoren:
Michaels gaat bij deze analyse uit van de figuren 1a en 1b, waarin de arbeidsmarkt is onderscheiden in de deelmarkten van industriƫle en van agrarische gebieden. De verticale assen hebben in beide deelfiguren dezelfde schaal. De verschuivingen die in de figuren zijn weergegeven, betreffen ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in China gedurende de jaren van sterke economische groei.
1 | Verklaar de verschuiving van de vraaglijn op de arbeidsmarkt in industriƫle gebieden met behulp van de tekst. |
In de jaren tot 2011 kon de industriƫle productie in China toenemen zonder dat de lonen daarbij hoefden te stijgen.
2 | Geef hiervoor een verklaring met behulp van de figuren. |
Michaels constateert dat China in 2011 een keerpunt bereikte, met voor het eerst een merkbare stijging van de lonen in de industriƫle gebieden.
Volgens hem werd dit teweeggebracht doordat het loonverschil tussen beide deelmarkten inmiddels was opgeheven. De gemiddelde arbeidsproductiviteit in de industrie is ondertussen niet noemenswaardig gestegen. De loonstijging in de Chinese industrie kwam daarmee hoger uit dan in de industriƫle sectoren van de minder ontwikkelde landen in de Aziatische regio. Michaels meent dat de werkgelegenheid in de Chinese industriƫle sector hierdoor onder druk is komen te staan.
3 | Verklaar deze mening van Michaels. |
Michaels constateert dat ondanks het inzakken van de industriƫle export de lonen in China in daaropvolgende jaren toch bleven stijgen, een signaal dat de binnenlandse productie en de vraag naar arbeid op niveau bleef of zelfs nog groeide.
4 | Verklaar dat in de periode na 2011 de binnenlandse productie kon toenemen, zelfs bij verminderde industriƫle export. |