Vraag 1
Van de Nederlandse economie is het volgende bekend (in mld. euro):
netto nationaal inkomen | 263,05 |
saldo uit het buitenland ontvangen primaire inkomens | -1,15 |
afschrijvingen van bedrijven en overheid | 38,6 |
a |
Wat verstaat men onder ‘afschrijvingen’? |
b |
Bereken de omvang van het bruto binnenlands product. |
Vraag 2
Van de economie van een land is het volgende bekend (in mld. euro):
netto nationaal inkomen | 729 |
omzet bedrijven | 800 |
saldo uit het buitenland ontvangen primaire inkomens | 65 |
afschrijvingen bedrijven | 61 |
afschrijvingen overheid | 10 |
overheidsbestedingen | 245 |
ambtenarensalarissen | 175 |
particuliere consumptie | 409 |
saldo lopende rekening (E-M) | -50 |
a |
Bereken de omvang van het bruto binnenlands product. |
b |
Bereken de omvang van de particuliere (netto) investeringen. |
c |
Bereken de omvang van de “inkoopwaarde van de verkopen” van bedrijven. |