Wanneer we weten hoeveel geld er binnen komt, moeten we ook weten hoeveel geld er weer uit gaat.
Daarbij zijn er kosten die niet veranderen wanneer een bedrijf meer gaat produceren, maar er zijn ook kosten die wél stijgen als het bedrijf meer gaat produceren.

soorten kosten

Vaste kosten / Constante kosten

Bij constante kosten is het totaalbedrag dat een onderneming per periode kwijt is niet afhankelijk van de omvang van de productie in die periode.

Bijvoorbeeld de maandelijkse rentelasten of de maandelijkse afschrijvingslasten.

Elke maand heeft het bedrijf bijvoorbeeld € 100.000 aan constante kosten.
Of het bedrijf nu 0, 1, 500 of 10.000 producten maakt, de totale constante kosten (TCK) blijven € 100.000.

Variabele kosten

Bij variabele kosten is het totaalbedrag dat een onderneming per periode kwijt is afhankelijk van de omvang van de productie.

Bijvoorbeeld de kosten van grond- en hulpstoffen of de transportkosten.

We gaan er bij eenvoudige rekensommen vanuit dat bij elke afzet de variabele kosten per product (GVK) hetzelfde zijn. Bijvoorbeeld altijd € 20 per product.

  • bij een afzet van 10 producten zijn
    de totale variabele kosten dan € 200

  • bij een afzet van 500 producten zijn
    de totale variabele kosten dan € 10.000

  • bij een afzet van 10.000 producten zijn
    de totale variabele kosten dan € 200.000

Hoe meer producten er gemaakt worden, hoe vaker de variabele kosten per product betaald moeten worden, hoe hoger het totale bedrag aan variabele kosten wordt.

Totale kosten

Er zijn maar twee soorten kosten. Dus als we het totaal van alle kosten willen weten, hoeven we die alleen maar bij elkaar op te tellen.

De totale kosten zijn dus de totale constante kosten + de totale variabele kosten.
TK = TCK + TVK

Voorbeeld

Stel dat we weten dat:

  • de variabele kosten per product € 12,50 zijn

  • de totale constante kosten € 3.000 zijn

  • het bedrijf maximaal 600 stuks kan produceren

Q TVK
(12,50 × afzet)
TCK TK
0 0 3.000 3.000
300 3.750 3.000 6.750
600 7.500 3.000 10.500

Dat kunnen we ook in formule-vorm opstellen:

TVK = 12,50Q
TCK = 3.000
TK = 12,50Q + 3.000

In een grafiek ziet dat er als volgt uit:

  • De TCK blijven bij elke productieomvang hetzelfde, dus een horizontale lijn (bij €3.000)

  • De TVK nemen steeds met hetzelfde bedrag per product toe (€ 12,50), dus een recht stijgende lijn.

  • De TK zijn een optelsom van de TCK en de TVK

print