Welvaart in enge zin is de mate waarin we in onze behoefte kunnen voorzien met onze koopkracht.
Deze koopkracht is van twee factoren afhankelijk. Het bedrag dat je te besteden hebt én de prijzen van de producten die je wilt kopen.
Het bedrag dat je te besteden hebt, noemen we het nominale inkomen.
De hoeveelheid goederen die je daarmee kan kopen, de koopkracht, noemen we ook wel het reële inkomen.
In onderstaande twee grafieken kun je zien wat er in Nederland gebeurde met het nominale inkomen, de prijzen en het reële inkomen.
Je ziet dat het staafdiagram vooral handig is wanneer je wil kijken wat er in één jaar gebeurde. Het lijndiagram met indexcijfers laat veel duidelijker zien hoe het gaat als je een langere periode wil overzien.
Koopkracht berekenen
bekijk eventueel de rekenuitleg 1.8 Indexcijfers: combineren procenten
Eigenlijk rekenen we nooit de omvang van de koopkracht uit. We rekenen altijd uit hoeveel de koopkracht is veranderd.
Daarvoor kijken we naar de procentuele verandering van het nominale inkomen (geldbedrag) en de procentuele verandering van de prijzen (inflatie).
Omdat deze procentuele veranderingen naar totaal verschillende basisgetallen verwijzen, kunnen we hier alleen mee rekenen als we gebruik maken van indexcijfers. In onderstaand voorbeeld staat hoe je zoiets aan kunt pakken.
Voorbeeld
Stel dat gevraagd wordt met hoeveel procent de koopkracht is veranderd, als het nominale inkomen met 4% is gestegen en de inflatie 1,5% bedroeg over die periode.