§ 1.4 Beleggen

Wanneer iemand belegt, stelt hij zijn vermogen ter beschikking aan iemand anders. Daar wordt natuurlijk wel een beloning voor verwacht.

Beleggen kan op vele manieren. Met weinig risico, maar ook met veel risico. Over het algemeen geldt: hoe meer rendement je wilt (proberen te) halen, hoe meer risico je loopt.

• Sparen
  tot € 100.000 gegarandeerd
  rendement in de vorm van rente
  risico: inflatie

• Obligatie
  (verhandelbare) deelname aan een lening met vooraf bepaalde vaste voorwaarden
  rendement in de vorm van een vaste rentevergoeding en eventuele koerswinst
  risico’s: faillissement lener, koersdaling obligatie, inflatie 

• Aandelen
  (verhandelbare) deelname in eigen vermogen van een onderneming (NV)
  rendement in de vorm van winstuitkering en/of koerswinst
  risico’s: faillissement, koersdaling, winstuitkering is niet zeker

• enz..

Verschillende beleggingen met een vergelijkbaar risico, zullen waarschijnlijk ook een vergelijkbaar rendement opleveren. Marktwerking zal door verschuiving van aanbod van geld daarvoor zorgen.

Een obligatie kent een:

Deze vaste voorwaarden van de obligatielening bepalen of een obligatie aantrekkelijk is ten opzichte van andere (vergelijkbare) beleggingen.
Een aantrekkelijke obligatie zal veel beleggers aantrekken, waardoor deze bereid zijn om méér te betalen. Daardoor kan de koers van een obligatie stijgen. Hetgeen het rendement voor de belegger laat dalen, maar voor de lener de opbrengst bij uitgifte laat stijgen.

De koers van een obligatie kan berekend worden door de voorwaarden van de obligatie terug te rekenen naar een contante waarde met de geldende marktrente. Zoals in onderstaand voorbeeld met een 4-jarige obligatielening met een nominale waarde van € 25.000, een couponrente van 2,5% en een marktrente van 1,8%:

In dit voorbeeld zal de koers dus (25.669,50/25.000) 102,7% bedragen.