Wanneer het gemiddelde prijsniveau stijgt, spreken we van inflatie.
Omdat gestegen prijzen ervoor zorgen dat we met een bepaald bedrag minder kunnen kopen, spreken we daarom ook wel van een “waardevermindering van het geld”.

Er kunnen diverse oorzaken worden aangewezen voor het stijgen van het gemiddelde prijsniveau:

  • Prijsstijgingen kunnen ontstaan doordat de productiekosten voor bedrijven zijn gestegen. Indien bedrijven, om hun winst op peil te houden, deze kostenstijging doorberekenen aan de consument door de verkoopprijzen te verhogen , spreken we van kosteninflatie.
    Een bijzondere vorm van kosteninflatie is de loonkosteninflatie. De stijging van de productiekosten wordt in dat geval veroorzaakt door een stijging van de loonkosten.

  • We spreken van winstinflatie indien de bedrijven hun prijzen verhoogden om hun winst te vergroten.

  • Bestedingsinflatie wordt veroorzaakt door een zó sterke toename van de bestedingen dat deze de toename van de hoeveelheid producten overtreft. We spreken dan van overbesteding.

  • Van geïmporteerde inflatie wordt gesproken indien de prijsstijgingen in ons land veroorzaakt worden doordat de prijzen van producten die wij invoeren in het land van herkomst duurder worden. Wij importeren op die wijze niet alleen het product, maar ook de prijsstijging.

Inflatie meten

Inflatie wordt gemeten met behulp van het consumentenprijsindexcijfer (CPI).
Dat is een samengesteld en gewogen indexcijfer, waarbij de prijsverandering van elke productgroep meetelt afhankelijk van het belang van die productgroep in de uitgaven van iemand. Deze wegingsfactoren worden periodiek door het CBS door middel van een budgetonderzoek bepaald.

Prijsveranderingen van belangrijke uitgaven tellen dankzij de wegingsfactoren vaker mee in het gemiddelde dan die van minder belangrijke uitgaven:

Nominaal – reëel

Inflatie zorgt ervoor dat je met een bepaald bedrag minder kunt kopen.
Het tast de reële waarde van bijvoorbeeld je spaargeld aan. Maar ook de reële waarde van je schulden!

koopkrachtNominaal indexcijfer = verandering van het bedrag in procenten ten opzichte van het basisjaar.

Prijsindexcijfer = verandering van het gemiddeld prijsniveau in procenten ten opzichte van het basisjaar.

Reële indexcijfer = verandering van de hoeveelheid goederen die met een bedrag gekocht kan worden in procenten ten opzichte van het basisjaar.

Inflatie heeft dus invloed op ruilen over de tijd:

  • De koopkracht (reële waarde) van spaargeld wordt door inflatie minder.
    Sparen, oftewel het aanbieden van geld via de vermogensmarkt, wordt door inflatie dus minder aantrekkelijk.

  • De koopkracht (reële waarde) van een geleend bedrag wordt dankzij inflatie in de toekomst kleiner.
    Lenen, oftewel het vragen van geld op de vermogensmarkt, wordt door inflatie dus aantrekkelijker.

print