Wanneer het gemiddelde prijsniveau stijgt, spreken we van inflatie.
Omdat gestegen prijzen ervoor zorgen dat we met een bepaald bedrag minder kunnen kopen, spreken we daarom ook wel van een “waardevermindering van het geld”.
Er kunnen diverse oorzaken worden aangewezen voor het stijgen van het gemiddelde prijsniveau:
Inflatie meten
Inflatie wordt gemeten met behulp van het consumentenprijsindexcijfer (CPI).
Dat is een samengesteld en gewogen indexcijfer, waarbij de prijsverandering van elke productgroep meetelt afhankelijk van het belang van die productgroep in de uitgaven van iemand. Deze wegingsfactoren worden periodiek door het CBS door middel van een budgetonderzoek bepaald.
Prijsveranderingen van belangrijke uitgaven tellen dankzij de wegingsfactoren vaker mee in het gemiddelde dan die van minder belangrijke uitgaven:
Nominaal – reëel
Inflatie zorgt ervoor dat je met een bepaald bedrag minder kunt kopen.
Het tast de reële waarde van bijvoorbeeld je spaargeld aan. Maar ook de reële waarde van je schulden!
Nominaal indexcijfer = verandering van het bedrag in procenten ten opzichte van het basisjaar.
Prijsindexcijfer = verandering van het gemiddeld prijsniveau in procenten ten opzichte van het basisjaar.
Reële indexcijfer = verandering van de hoeveelheid goederen die met een bedrag gekocht kan worden in procenten ten opzichte van het basisjaar.
Inflatie heeft dus invloed op ruilen over de tijd: