Producten en diensten worden verhandeld op een markt.
Binnen het vak economie bedoelen we daar meestal iets anders mee dan waar de meeste mensen aan denken. Veel mensen denken bij het woordje “markt” aan een concrete markt, maar binnen het vak economie bedoelen we meestal een abstracte markt.
Abstracte markt
Als we bij het vak economie over een markt spreken, bedoelen we daarmee meestal het geheel van vraag naar- en aanbod van een bepaald product.
Bijvoorbeeld de Nederlandse huizenmarkt, of de arbeidsmarkt.
Een abstracte markt is het geheel van omstandigheden dat de vraag naar- en het aanbod van een bepaald product bepaalt.
Een abstracte markt is dus niet aan een bepaalde plaats gebonden.
De huizenmarkt bestaat uit heel veel plaatsen en personen die een huis willen verkopen of kopen. Deze personen komen elkaar vaak niet tegen, maar toch hebben ze invloed op elkaar. En belangrijker: op de prijs die ontstaat op deze markt.
Bij een abstracte markt gaat het dus om de totale vraag naar- en het totale aanbod van één bepaald product. De omstandigheden op markten van producten zijn heel verschillend.
Zo is er bijvoorbeeld in elke stad meestal maar één aanbieder voor busvervoer, maar in diezelfde stad kun je kiezen uit heel veel verschillende pizzeria’s. Het aantal aanbieders is van invloed op het functioneren van een markt. Maar ook de hoeveelheid overheidsregels of de mate van internationale concurrentie hebben invloed.
Bij het bestuderen van markten kijken we, onder andere, naar de volgende omstandigheden:
Marktvormen
MARKT VAN VOLKOMEN CONCURRENTIE
In dit hoofdstuk zullen we eerst kijken naar de ideale situatie. Deze ideale situatie komt in de praktijk niet/nauwelijks voor, maar we bestuderen deze situatie zodat we weten hoe een markt onder perfecte omstandigheden zou kunnen werken.
Op deze markt:
De aardappelmarkt is wellicht een voorbeeld dat in de buurt komt van een markt van volkomen concurrentie.
Er zijn veel consumenten, er zijn veel boeren die aardappels produceren. En consumenten kijken in de winkel écht niet van welke boer de aardappels afkomstig zijn. Voor de consument gaat het dus om een homogeen product.
Daarna kijken we naar de markten die in de praktijk wél vaak voorkomen. Op deze drie marktvormen zijn de omstandigheden niet perfect. Hetgeen betekent dat de producent meer invloed op de markt heeft dan onder ideale omstandigheden.
MONOPOLISTISCHE CONCURRENTIE
Deze markt komt wel vaak voor in de praktijk.
Op deze markt zijn óók veel vragers en veel aanbieders actief. Het verschil met een perfect werkende markt is echter dat consumenten nu wél verschil zien in de producten van de verschillende aanbieders. We spreken nu van een heterogeen product.
Je kunt bijvoorbeeld denken aan kledingzaken. Er zijn behoorlijk veel kledingwinkels in een stad. Consumenten hebben echter een voorkeur voor bepaalde winkels. Dat geeft de aanbieders de mogelijkheid om de kledingprijzen zelf te bepalen. Consumenten zullen echter snel overstappen naar andere winkels als de prijzen te hoog worden. De aanbieder kán de prijs bepalen, maar zal sterk rekening moeten houden met zijn concurrenten.
OLIGOPOLIE
Ook deze marktvorm komt relatief vaak voor in de praktijk.
Er zijn veel consumenten, maar er zijn maar een paar grote aanbieders. Producten op deze markt zijn meestal heterogeen.
Een voorbeeld van een oligopolistische markt is de markt voor mobiele telefonie. Er zijn slechts een paar grote aanbieders die de markt beheersen. Deze aanbieders proberen, bijvoorbeeld met reclame, zich te onderscheiden van hun concurrenten: met andere abonnementen, andere voorwaarden én andere prijzen.
MONOPOLIE
Ook deze marktvorm komen we in de praktijk tegen.
Er is dan maar één aanbieder. Consumenten hebben weinig tot niets te kiezen.
Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan openbaar vervoer, maar ook bij parkeren in steden ben je meestal afhankelijk van één aanbieder.