Bij marktconform ingrijpen met heffingen of subsidies blijft de markt in evenwicht. Onder invloed van de overheid ontstaat een nieuwe evenwichtsprijs en een nieuwe evenwichtshoeveelheid.

Wanneer de overheid niet-marktconform ingrijpt, dan ontstaat er altijd een onevenwichtigheid op de markt.
Bij niet-marktconform ingrijpen, zal de overheid een prijs voorschrijven die hoger of lager is dan de evenwichtsprijs. Direct en automatisch gevolg is dat bij de voorgeschreven prijs vraag en aanbod niet meer aan elkaar gelijk zijn. De markt is dan uit haar evenwicht.

Minimumprijs

Wanneer de maatschappij van mening is dat productie van een bepaald product in een land behouden moet blijven, maar de evenwichtsprijs bij vrije marktwerking te laag is voor producenten, kan de overheid beslissen om een minimumprijs in te voeren.
Op die manier garandeert de overheid de producenten een redelijke prijs voor hun product. En blijft de productie in eigen land behouden.

De minimumprijs, of garantieprijs, ligt dus hoger dan de marktprijs.
Maar bij die hogere prijs zijn vraag en aanbod niet meer gelijk. Bij € 0,70 worden er 60 mln. producten door de consument gekocht, terwijl het aanbod bij deze prijs 150 mln. stuks bedraagt.
Er ontstaat dus een aanbodoverschot van 90 mln. stuks.

Omdat de overheid de producenten een bepaalde prijs heeft gegarandeerd, zullen de producten die niet door de consument worden gekocht door de overheid gekocht moeten worden. Tegen de beloofde prijs van € 0,70.

De minimumprijs zorgt er dus voor dat producten gered worden van de ondergang. Productie en werkgelegenheid wordt op die manier in eigen land beschermd.
Maar deze minimumprijs heeft wel enkele nadelen:

  • De overheid moet producten opkopen en in de meeste gevallen vernietigen. Dat is verspilling van productiemiddelen.

  • Als de producten niet worden vernietigd, worden ze vaak heel goedkoop verkocht in het (verre) buitenland. Dat gebeurt meestal met exportsubsidies.
    Dit is oneerlijke concurrentie voor de producenten op die markten.

  • Belastingbetalers moeten opdraaien voor de kosten van het opkopen of de kosten voor de exportsubsidie. Bovendien krijgen de consumenten te maken met kunstmatig verhoogde prijzen.

  • De producenten zullen door de garantieprijs nóg meer gaan produceren. De overheid koopt het toch wel op.
    Dat gedrag kan/moet de overheid tegengaan door productiebeperkingen op te leggen.

  • Buitenlandse producenten moeten buiten de deur gehouden worden, omdat anders deze goedkopere producten de binnenlandse vraag verdringen. Dat gebeurt met invoerrechten.
    Ook dit is oneerlijke concurrentie.

Maximumprijs

Wanneer de overheid het belangrijk vindt dat het product betaalbaar blijft voor alle consumenten, maar de evenwichtsprijs bij vrije marktwerking te hoog wordt, kan de overheid een maximumprijs voorschrijven.
Dit gebeurt bijvoorbeeld op de markt voor sociale huurwoningen.

De overheid schrijft een maximale huur voor van € 400, terwijl bij vrije marktwerking de huur zou stijgen tot € 600.
Door de lager voorgeschreven prijs zal het aanbod dalen tot 40.000 woningen. De vraag stijgt echter naar 120.000 woningen. Er ontstaat dus een vraagoverschot (of een tekort aan woningen) van 80.000 woningen.

Er zal een verdeelmechanisme moeten komen om de beschikbare producten (eerlijk) over de consumenten te verdelen. 

print