Bij marktconform ingrijpen blijft de marktwerking in stand. Er ontstaat nog steeds een evenwichtsprijs, alleen wordt deze evenwichtsprijs beïnvloed door overheidsmaatregelen.

Bij marktconform ingrijpen via de producent, worden door overheidsmaatregelen de kosten van de producent beïnvloed. Dat kan kostprijsverhogend zijn door accijns of (bijvoorbeeld) BTW. Het kan ook kostprijsverlagend werken wanneer de overheid de producent subsidie verstrekt.
Dit soort ingrijpen beïnvloedt de kostprijs van de producent en heeft daarom effect op de aanbodlijn, omdat deze aanbodlijn de leveringsbereidheid van de producent weer geeft.

Kostprijsverhogende belastingen

Kostprijsverhogende belastingen moeten door de producent betaald worden aan de overheid. Dat geldt zowel voor accijns als voor BTW.

De producent heeft nu behalve zijn eigen kosten ook de kosten van de belasting. Hij zal dus voortaan een hoger minimaal bedrag willen ontvangen om het product te maken. Zijn vraagprijs, de prijzen op de aanbodlijn, zal dus stijgen. De aanbodlijn verschuift naar boven.

Accijns is een vast bedrag. Dus in dat geval zal de aanbodlijn evenwijdig naar boven verschuiven.
BTW is een heffing in procenten. Dus in dat geval zal de aanbodlijn bij een hogere prijs ook meer naar boven verschuiven.

Het verschil wordt duidelijk door beide mogelijkheden vanuit dezelfde uitgangssituatie te bekijken:
Qv = -5P + 5.000
Qa = 15P – 3.000


In de uitgangssituatie is de markt in evenwicht bij een prijs van € 400 en een hoeveelheid van 3 mln.

Accijns (vast bedrag)

De overheid stelt een accijns in van € 200.
De kosten voor de producent stijgen dus met € 200.

Daardoor wil de producent bij elke productie € 200 meer ontvangen dan zijn eigenlijke leveringsbereidheid.
De aanbodlijn schuift € 200 naar boven.

Om de vergelijking van de nieuwe aanbodlijn op te stellen met deze dus 200 naar boven.

Qa = 15P – 3.000
P = 1/15Q + 200

deze prijs die de producent wil ontvangen moet 200 naar boven:
P = 1/15Q + 200 + 200
P = 1/15Q + 400
Qa2 = 15P – 6.000

De nieuwe evenwichtsprijs wordt dan € 550 bij een hoeveelheid van 2,25 mln.

BTW (in procenten)

De overheid stelt een belasting in van 40%.
De kosten voor de producent stijgen dus overal met 40%.

Daardoor wil de producent bij elke productie 40% meer ontvangen dan zijn eigenlijke leveringsbereidheid.
De aanbodlijn schuift overal 40% naar boven.

Om de vergelijking van de nieuwe aanbodlijn op te stellen met deze dus 40% naar boven.

Qa = 15P – 3.000
P = 1/15Q + 200

deze prijs die de producent wil ontvangen moet 40% naar boven:
P = ( 1/15Q + 200) × 1,4
P = 7/75Q + 280
Qa2 = 10,7P – 3.000

De nieuwe evenwichtsprijs wordt dan € 509 bij een hoeveelheid van 2,45 mln.

De producent vraagt vanwege de extra kosten een hogere prijs.
De marktprijs stijgt echter niet zoveel, omdat door de hogere vraagprijs een aantal consumenten het product niet meer wil kopen. De afname van de vraag laat de evenwichtsprijs dus weer iets dalen. Hoe minder de consumenten reageren op de hogere vraagprijs, hoe beter de producent zijn kostenstijging kan afwentelen op de consument.

Afwentelingspercentage bij accijns

Qv = -5P + 5.000
Qa2 = 15P – 6.000

De nieuwe evenwichtsprijs wordt dan € 550 bij een hoeveelheid van 2,25 mln.
De oude evenwichtsprijs was € 400.

De accijns bedraagt € 200.

De producent moet dus € 200 per product betalen aan de overheid.
De consument heeft hierdoor te maken met een prijsstijging van € 150.

€ 150 van de € 200 wordt door de producent afgewenteld op de consument.
Dat is een afwentelingspercentage van 75%.

Afwentelingspercentage bij procentuele heffing

Qv = -5P + 5.000
Qa2 = 10,7P – 3.000

De nieuwe evenwichtsprijs wordt dan € 509 bij een hoeveelheid van 2,45 mln.
De oude evenwichtsprijs was € 400.

De belasting (extra kosten producent) bedraagt 40%.

De consument heeft door de extra belasting te maken met een prijsstijging van € 109.

Deze consumentenprijs is inclusief de belasting van 40%.
Dat wil zeggen dat € 509 = 140% is van het bedrag dat de producent mag houden.
De belasting die de producent aan de overheid moet betalen (40%) is dus (509:140×40≈) € 145

€ 109 van de € 145 wordt door de producent afgewenteld op de consument.
Dat is een afwentelingspercentage van 75%.

Het effect op de welvaart

We bekijken het effect van de kostprijsverhogende belasting met behulp van de heffing in procenten.

Na de heffing betaalt de consument € 509, waardoor het groene consumentensurplus ontstaat.
De producent moet de belasting afdragen aan de overheid; het oranje gebied.
De producent mag zelf € 364 houden, zodat het blauwe producentensurplus ontstaat.

Het uiteindelijke welvaartsverlies dat ontstaat door het verstoren van de perfecte marktwerking wordt weergegeven met de zwarte (Harberger) driehoek.

Bedenk wel dat bijvoorbeeld geen rekening gehouden wordt met externe effecten.
Als bij de productie veel negatieve externe effecten optreden, zou de maatschappelijke welvaart uiteindelijk tóch kunnen stijgen door dit overheidsingrijpen.

 

Kostprijsverlagende subsidie

Door subsidie dalen de kosten voor de producent.
Hij kan daardoor het product al voor een lager bedrag aanbieden. De aanbodlijn daalt.

Een subsidie kan, net als de kostprijsverhogende belasting, in een vast bedrag of in een percentage.
Bij een vast bedrag daalt de aanbodlijn evenwijdig. Bij een subsidie in procenten daalt de aanbodlijn meer bij een hogere prijs.

Om de uitleg kort te houden, werken we alleen het lastigste voorbeeld uit met een procentuele subsidie.
Wederom vanuit dezelfde uitgangssituatie:

Qv = -5P + 5.000
Qa = 15P – 3.000

In de uitgangssituatie is de markt in evenwicht bij een prijs van € 400 en een hoeveelheid van 3 mln.
Om de productie te stimuleren geeft de overheid de producenten een subsidie van 40%.

Qa = 15P – 3.000
P = 1/15Q + 200

dit minimale bedrag dat de producent wil ontvangen kan nu met 40% omlaag, omdat de overheid dat deel van de kosten betaalt:
P = ( 1/15Q + 200) × 0,6
P = 1/25Q + 120
Qa2 = 25P – 3.000

De nieuwe evenwichtsprijs wordt dan € 267 bij een hoeveelheid van 3,67 mln.
De consument betaalt € 267. Dat is maar 60% van de feitelijke prijs. De producent ontvang naast het bedrag van de consument ook het bedrag van de subsidie.
De producent ontvangt (€ 267 : 60 × 100 ≈) € 444

print