Opdracht 1
a |
Een elastische vraag heeft een Ev < -1. |
b |
Leg uit waarom de prijselasticiteit van de vraag een negatieve waarde heeft. |
Opdracht 2
a |
Wanneer de prijs van een product met 5% wordt verhoogd, neemt de vraag naar dat product met 20% af. Wat is in dat geval de waarde van de prijselasticiteit van de vraag?
|
b |
De prijselasticiteit van een bepaald product bedraagt -1,7. Wat gebeurt er met de vraag naar dit product?
|
c |
Gegeven de volgende vraagvergelijking: De prijs gaat vervolgens van 2 naar 1,5.
|
d |
Gegeven de volgende vraagvergelijking: De prijs bedraagt 10.
|
e |
Gegeven de volgende marktverandering: Wat is de waarde van de prijselasticiteit van de vraag in deze situatie?
|
Opdracht 3
Gegeven is de volgende vraagvergelijking:
Qv = -25P + 8.000
a |
Bereken de waarde van de prijselasticiteit van de vraag bij een prijs van respectievelijk € 300 en € 50. |
b |
De vraaglijn is een rechte lijn, dus er is een vast verband tussen een prijsverandering en de vraagverandering. |