Opdracht 1 – begippen

a

Er is sprake van proportioneel variabele kosten als bij elke productieomvang de variabele per product hetzelfde zijn.
OF: wanneer de totale variabele kosten rechtevenredig met de productie toenemen.

b

Marginale kosten geven het bedrag aan waarmee de totale kosten toenemen als een bedrijf één extra product produceert.

c

Constante kosten (of: vaste kosten) zijn kosten waarvan het totaalbedrag niet afhankelijk is van de productieomvang.

Opdracht 2

a A
b C
c D
d B
e C (je kunt geen gemiddelde uitrekenen bij een productie van 0)

Opdracht 3

a

De afbeelding zou er (ongeveer) zo uit moeten zien:

b

Ook bij het stoppen van de productie op korte termijn, lopen de constante kosten door.
De onderneming zal dus elke maand een verlies hebben van €25.000.

Opdracht 4

a

Q = 60 → GVK = 23
Q = 150  → GVK = 45,50

b

Q = 60 → MK = 38
Q = 150  → MK = 83

c

De afbeelding zou er (ongeveer) zo uit moeten zien:

print