Investeren is het aanschaffen van kapitaalgoederen (productiemiddelen) door bedrijven of de overheid.
Pas op:
In het dagelijks taalgebruik wordt het begrip investeren ook vaak gebruik voor gewone burgers (consumenten). Als bijvoorbeeld een nieuw huis wordt gekocht wordt gesproken over ‘een goede investering’.
Bij het vak economie kunnen echter alleen bedrijven of de overheid investeren.
Kapitaalgoederen zijn productiemiddelen. En alleen bedrijven of de overheid kunnen produceren. Dus kunnen ook alleen bedrijven of de overheid investeren!
Niet waar:Â
‘investeren is ergens geld in stoppen om er later mee te kunnen verdienen’
Deze omschrijving is FOUT. Het dekt eerder het begrip ‘beleggen’ dan het begrip ‘investeren’.
Bij de beslissing om te investeren zal een bedrijf kijken naar:
Zoals in het laatste punt zojuist werd aangegeven, kunnen machines arbeid vervangen. Bij investeringen in vaste kapitaalgoederen maken we daarom een onderscheid tussen breedte- en diepte-investeringen. Hierbij wordt gekeken of de investering arbeidsbesparend is of niet.
Breedte- of Diepte investering
Er is sprake van een breedte investering wanneer na de investering de kapitaalintensiteit constant blijft.
 | Vóór de investering | De investering |
hoeveelheid Kapitaal | ||
1 machine | 1 nieuwe machine (van hetzelfde soort) | |
hoeveelheid Arbeid | ||
2 arbeidsjaren | ook 2 arbeidsjaren | |
Verhouding A/K | 2/1 (2) | 2/1 (2) |
Conclusie: In verhouding wordt vóór en ná de investering dezelfde hoeveelheid arbeid per machine gebruikt. |
Er is sprake van een diepte investering wanneer door de investering de kapitaalintensiteit stijgt (arbeid wordt vervangen door kapitaal).
 | Vóór de investering | De investering |
hoeveelheid Kapitaal | ||
1 machine | 1 nieuwe machine | |
hoeveelheid Arbeid | ||
2 arbeidsjaren | nog maar 1 arbeidsjaar | |
Verhouding A/K | 2/1 (2) | 1/1 (1) |
Conclusie: In verhouding wordt ná de investering relatief minder arbeid per machine gebruikt.
Diepte-investeringen zijn over het algemeen dus arbeidsbesparend. |
Kapitaalintensiteit
Maatstaf om te meten in welke verhouding een onderneming gebruik maakt van de productiefactoren arbeid en kapitaal.
Om deze verhouding uit te rekenen, berekenen we de waarde van de kapitaalgoederen per arbeider.
Stel dat van een onderneming bekend is:
- de machines waarmee gewerkt worden een jaarlijkse afschrijvingen hebben van € 2,5 miljoen
- er 50 werknemers in dienst zijn
- er een investering gedaan wordt waardoor de jaarlijkse afschrijvingen met € 500.000 toenemen
- er 5 werknemers overbodig worden (en dus ontslagen worden) dankzij deze investering.
De kapitaalintensiteit vóór de investering bedraagt:  Â
Â
Ná de investering bedraagt de kapitaalintensiteit: Â
Als door het aanschaffen van een nieuwe machine de kapitaalintensiteit verandert, spreken we van een diepte-investering.
Meestal zal kapitaal arbeid vervangen, waardoor -zoals in bovenstaand voorbeeld- de kapitaalintensiteit stijgt.
Capaciteitseffect en Bestedingseffect
Wanneer een investering gedaan wordt, dan leidt dat op korte termijn tot extra productie. Ook kapitaalgoederen, zoals machines en gebouwen, moeten immers gemaakt worden. Het effect van de investering op de productie-omvang noemen we het bestedingseffect.
Behalve een effect op de productie, hebben investeringen nog een effect. Investeringen zorgen er op lange termijn voor dat de productiecapaciteit stijgt. Dit noemen we het capaciteitseffect van investeringen.